Psalm 40
Kees Waaijman leidt de psalm in.
1 Voor de verduurder.
0 Van David.
0 Deun.
2 Gespannen gespannen op Wezer ben ik
0 en Hij neigt zich naar mij en hoort mij kreunen
3 en doet mij de put van verwoesting ontstijgen,
0 modderen slijk,
0 en doet op een klif mijn voeten staan,
0 vestigt mijn vaart
4 en geeft mijn mond nieuwe zang,
0 een viering voor onze Machtige.
0 Velen zien en schromen
0 en veiligen zich in Wezer.
5 Welvaart de sterke die plaatst
0 Wezer als zijn veiligheid
0 en niet zich gelaat naar driesten
0 en wie zwierig liegen.
6 Veel maak Jij,
0 Wezer, mijn Machtige,
0 jouw zonderheden en jouw ramingen naar ons,
0 geen ordening naar Jou.
0 Wil ik ze duiden en spreken,
0 kloeker zijn ze dan te vertellen is.
7 In slacht en schenking behaag Jij je niet,
0 oren delf Jij mij.
0 Om stijgoffer en ontmisdading bid Jij niet,
8 dan zeg ik: ‘Hier, ik kom.’
0 In de vertelrol is geschreven over mij.
9 Jouw gelieven maken, mijn Machtige, behaagt mij
0 en jouw wijzing is middenin mijn lijf.
10 Ik vermaar bewaring in de vele gadering,
0 hier, mijn lippen omhein ik niet,
0 Wezer, Jij voelt.
11 Jouw bewaring dek ik niet middenin mijn hart,
0 jouw hechtheid en jouw bevrijding zeg ik.
0 Niet verhul ik jouw gunst
0 en jouw hechtheid voor de vele gadering.
12 Jij, Wezer, omheint jouw tederheid niet voor mij,
0 jouw gunst en jouw hechtheid behoeden mij gestaag.
13 Ja, omstrengen mij kwaden,
0 niet te tellen,
0 bereiken mijn verwringingen mij,
0 en niet kan ik zien,
0 kloeker dan de haren op mijn hoofd
0 en mijn hart verlaat mij,
14 gelief, Wezer, mij te redden,
0 Wezer, mij te hulp haast je.
15 Dat zich schamen en blozen bijeen
0 wie mijn ziel zoeken te grissen,
0 verzwinden achteruit en beschimpt worden
0 wie zich in mijn kwaad behagen,
16 geruïneerd als hiel voor hun beschaming
0 wie mij zeggen: ‘Ha! Ha!’.
17 Dat blij zijn en zich verheugen in Jou
0 al wie Jou zoeken,
0 gestaag zeggen: ‘Wezer vergroot zich’
0 wie met jouw bevrijding verknocht zijn.
18 En ik, gebogen en behoeftig,
0 mijn Meester raamt het mij.
0 Mijn hulp en mijn ontglipping Jij,
0 mijn Machtige, wil niet achteren.