titelstrook Inleiding in de Psalm

Inleiding van de week

Psalm 40

Kees Waaijman leidt de psalm in.

1     Voor de verduurder.
0     Van David.
0     Deun.

2     Gespannen gespannen op Wezer ben ik
0     en Hij neigt zich naar mij en hoort mij kreunen
3     en doet mij de put van verwoesting ontstijgen,
0     modderen slijk,
0     en doet op een klif mijn voeten staan,
0     vestigt mijn vaart
4     en geeft mijn mond nieuwe zang,
0     een viering voor onze Machtige.
0     Velen zien en schromen
0     en veiligen zich in Wezer.
5     Welvaart de sterke die plaatst
0     Wezer als zijn veiligheid
0     en niet zich gelaat naar driesten
0     en wie zwierig liegen.
6     Veel maak Jij,
0     Wezer, mijn Machtige,
0     jouw zonderheden en jouw ramingen naar ons,
0     geen ordening naar Jou.
0     Wil ik ze duiden en spreken,
0     kloeker zijn ze dan te vertellen is.
7     In slacht en schenking behaag Jij je niet,
0     oren delf Jij mij.
0     Om stijgoffer en ontmisdading bid Jij niet,
8     dan zeg ik: ‘Hier, ik kom.’
0     In de vertelrol is geschreven over mij.
9     Jouw gelieven maken, mijn Machtige, behaagt mij
0     en jouw wijzing is middenin mijn lijf.
10   Ik vermaar bewaring in de vele gadering,
0     hier, mijn lippen omhein ik niet,
0     Wezer, Jij voelt.
11   Jouw bewaring dek ik niet middenin mijn hart,
0     jouw hechtheid en jouw bevrijding zeg ik.
0     Niet verhul ik jouw gunst
0     en jouw hechtheid voor de vele gadering.
12   Jij, Wezer, omheint jouw tederheid niet voor mij,
0     jouw gunst en jouw hechtheid behoeden mij gestaag.
13   Ja, omstrengen mij kwaden,
0     niet te tellen,
0     bereiken mijn verwringingen mij,
0     en niet kan ik zien,
0     kloeker dan de haren op mijn hoofd
0     en mijn hart verlaat mij,
14   gelief, Wezer, mij te redden,
0     Wezer, mij te hulp haast je.
15   Dat zich schamen en blozen bijeen
0     wie mijn ziel zoeken te grissen,
0     verzwinden achteruit en beschimpt worden
0     wie zich in mijn kwaad behagen,
16   geruïneerd als hiel voor hun beschaming
0     wie mij zeggen: ‘Ha! Ha!’.
17   Dat blij zijn en zich verheugen in Jou
0     al wie Jou zoeken,
0     gestaag zeggen: ‘Wezer vergroot zich’
0     wie met jouw bevrijding verknocht zijn.
18   En ik, gebogen en behoeftig,
0     mijn Meester raamt het mij.
0     Mijn hulp en mijn ontglipping Jij,
0     mijn Machtige, wil niet achteren.